Fragmenten

Fragment 1

Wat heeft dit plaatje met mijn nieuwe jeugdboek te maken?

Bron: Paul Fürst, wikimedia.org

Lees een fragment uit ‘Het mysterie van het burgemeestershuis.’

Het meisje in de bedstee rilt. Ondanks de rillingen stijgt haar temperatuur. Haar haren liggen als natte slierten op het geïmproviseerde kussen die ze niet als zodanig herkent. Ze ligt in een bedompte afgesloten houten bak, waarin een gevulde strozak ligt. Het stro prikt in haar tengere lijf. Ze voelt de bulten onder haar oksels en in haar liezen steken. Ze schreeuwt het uit. Niemand hoort haar. Ze hebben haar alleen gelaten, alleen met de pijn.

Fragment 2

De wind neemt het zand mee omhoog en schuurt in hun gezichten. Moeizaam ploegen ze met hun zware kleren door het zand totdat ze het schelpenpad weer hebben gevonden. Het pad met de vele bochten is het enige pad dat naar de kerk voert. Na iedere bocht komen ze dichterbij de kerk en zien ze ook wat mensen in de verte lopen. In haar buik roffelt een drumstel. Stel dat die mensen zo vragen aan hun gaan stellen? Wat moeten ze antwoorden? Een jonge vrouw met kind komt hen tegemoet. Vroom buigen de drie kinderen hun hoofd naar beneden om een confrontatie niet aan te gaan. De vrouw merkt hen echter niet op en loopt gehaast voorbij. Dan zien ze de man die achter haar aan loopt en een lange zwarte mantel aanheeft. Voor zijn gezicht heeft hij een soort snavelmasker die voor zijn mond en neus vastzit. In zijn handen heeft hij een stok waarmee hij in het rond zwaait. Vol ontzag gaan de mensen voor hem aan de kant. De grote kar die hij achter zich aanzeult stinkt naar teer. Op die kar ligt iets onder een laken. Van afschuw draait Merel haar hoofd om. Ze denkt wel te weten wat er op die kar ligt. Als het Inge maar niet is. Merel versnelt haar pas en trekt de anderen daarin mee. ‘We moeten opschieten,’ fluistert ze. ‘Ik hoop dat we nog op tijd zijn.

‘Iiew!’ Merel slaakt verschrikt haar hand voor haar mond. De rat die voor haar voeten wegvlucht maakt haar aan het schrikken. Sophie maakt ook een sprongetje opzij. ‘Daar is er nog een,’ gilt ze.

‘Sst,’ Joost legt zijn vinger aan zijn lippen. ‘Jullie trekken zo de aandacht. Met mij erbij gebeurt jullie niets.’ Hij duwt zijn borst vooruit en maakt zichzelf wat langer.